Gedeputeerde
Staten van de Provincie Fryslân
Postbus 20120
8900HM Leeuwarden
Leeuwarden, 22
februari 2013
Betreft:
tijdschema structuurvisie Fryslân Windstreek 2012 en enkele andere vragen
Geacht College,
Nadat wij uit de
pers hadden vernomen dat U voornemens was de behandeling van de structuurvisie
Fryslân Windstreek 2012 met een half jaar op te schorten vanwege het grote
aantal ingediende zienswijzen, namen wij vervolgens kennis van Uw brief van 29
januari 2013, kenmerk 01041169, aan Provinciale Staten over de verdere
procedure om te komen tot het vaststellen van de structuurvisie.
Met waardering
namen wij kennis van het feit dat U voornemens bent extra aandacht te gaan besteden
aan de communicatie met de bevolking. Dit geldt ook voor Uw voornemen om, naast
bestuurlijk overleg met de gemeenten Heerenveen en Súdwest Fryslân, eveneens in
overleg te treden met een aantal indieners van zienswijzen. Wij vertrouwen er
gaarne op dat U daarbij ook betrekt die organisaties en personen die in hun
zienswijze bezwaar hebben gemaakt tegen de inhoud van Uw
concept-structuurvisie.
In bovenvermelde
brief geeft U aan dat U verwacht de structuurvisie aan de Staten te kunnen
voorleggen in het derde kwartaal. Wij zouden het zeer waarderen indien U ons
nader wilt informeren over de stappen, en de timing daarvan, die U voornemens
bent te nemen om tot behandeling op die termijn te komen. Dit niet alleen met
het oog op onze rol, belangen en mogelijke rechten in de verdere procedure,
maar ook omdat het doorschuiven van de besluitvorming tot het derde kwartaal maar
weinig speling laat gezien de eis van het Rijk dat de provincies uitsluitsel moeten
geven voor het einde van dit jaar. Daarmee ontstaat niet alleen voor de
Provincie het gevaar van een tijdsklem annex dwangpositie, maar ook voor ons en de met ons verbonden organisaties.
Vandaar de wens
van onze kant om zoveel mogelijk inzicht te hebben in de tijdslijn voorafgaand
aan de besluitvorming in Provinciale Staten. Daarbij gaat het ons niet alleen
om het uitoefenen van ons recht op inspraak, maar ook om voldoende tijd te
hebben voor het organiseren van een Provinciaal Burgerinitiatief of Referendum,
bijvoorbeeld over het akkoord tussen het Rijk en het IPO en de
“rupsje-nooit-genoeg-gedrag” dat het Rijk thans vertoont als het gaat om op te
stellen vermogen. Het komt ons overigens voor dat als de verhoging van het na
te streven vermogen (was 400 MW, werd 525 MW en kan nog meer worden) U noopt
tot andere of gewijzigde zoekgebieden, dan wel tot andere uitgangspunten, U
gehouden bent een geheel nieuwe planMER op te (laten) stellen. Daarvoor pleit
ook dat er zich thans een fenomeen heeft gemanifesteerd – het gevaar van
aardbevingen als gevolg van de winning van gas en zout op grote diepte – dat
niet of niet met de kennis van nu werd meegenomen in de huidige planMER.
In Uw brief merkt
U bovendien al op dat de Commissie voor de Milieueffectrapportage heeft
geconstateerd dat het planMER niet alle essentiële informatie bevat. Wij zouden
het waarderen van U te mogen vernemen op welke punten dit het geval is. Van
onze kant zouden wij er op willen wijzen dat de cijfers over de
werkgelegenheidseffecten – zo ongeveer de enige plusjes in het planMER – niet
voldoende onderbouwd zijn. In elk geval zouden die effecten moeten worden
afgezet tegen de werkgelegenheidseffecten van andere vormen van opwekking van duurzame
energie, zoals zonnepanelen, biovergassing, WKK-installaties, en, op termijn,
blue energy. Wij hebben indicaties dat deze alternatieven een meer uitgesproken
positief effect hebben op de werkgelegenheid dan windenergie. Nader onderzoek
lijkt ons hier dus geboden.
Die behoefte aan
nader onderzoek geldt wat ons betreft ook voor de vraag of er afdoende
veiligheidseisen en -voorzieningen zijn nu in Uw voorstellen grote aantallen zeer
hoge windturbines relatief dicht bij elkaar en bij bebouwing worden geplaatst. Voor
vrijwel alle grote en potentieel gevaarvolle industriële installaties gelden
veiligheids- en keuringseisen, maar niet voor windturbines, thans ook grote en
potentieel gevaarvolle industriële installaties. Daarom rijst de vraag aan
welke eisen de huidige generatie hoge windturbines moet voldoen. Zo hebben
omwonenden bijvoorbeeld geconstateerd dat er in winterse omstandigheden brokken
ijs van de wieken afbreken en rondvliegen, terwijl na de recente gebeurtenissen
in Groningen ook de vraag rijst of die hoge turbines bestand te zijn tegen de
aardbevingen die ook in Fryslân wellicht mogelijk zijn. Die vraag zou
meegenomen moeten worden in het onderzoek naar de risico’s van aardbevingen dat
U voornemens bent uit te laten voeren. Tenslotte, nadere studie verdient ook
het feit dat er thans nieuwe inzichten zijn met betrekking tot de risico’s van
het geluid van hoge windturbines en vooral van het infrageluid dat juist zij
produceren. Zie onder meer de recente studie over de gevaren van infrageluid
uitgevoerd op verzoek van de gemeente Maastricht voor het geplande, maar
inmiddels afgeblazen Windpark Lanakerveld (met slechts 10 tot 15 turbines in
plaats van 40 tot 80!).
Wij namen tenslotte
kennis van Uw opmerking dat er door U wordt doorgewerkt aan projecten binnen de
zoekgebieden in het IJsselmeer en op de kop van de Afsluitdijk. Het komt ons
voor dat dit standpunt juridisch aanvechtbaar is en wel op twee gronden. Ten
eerste, het is op zijn minst bestuurlijk onzorgvuldig om nu vergunningen af te
geven terwijl de discussie over de structuurvisie nog volop in gang is, want
nog geenszins staat vast dat het IJsselmeer en de kop van de Afsluitdijk
inderdaad als zoekgebied worden aangewezen. Ten tweede, als U niettemin wilt
doorwerken aan lopende aanvragen dan zult U dat moeten doen op basis van het
regime van het Streekplan Windstreek 2000 en dat kent geen beperking tot de
thans genoemde zoekgebieden. Dit betekent dat U alle lopende projecten moet
meenemen en dat U zich niet mag beperken tot projecten in het IJsselmeer en aan
de kop van de Afsluitdijk. Daarnaast bevat Windstreek 2000 een aantal
beperkende voorwaarden, o.a. met betrekking tot de masthoogte – als ik het wel
heb: maximaal 60 meter – die ook nog immer van kracht zijn.
Wij vertrouwen er
gaarne op dat U bovenstaande opmerkingen zult laten meewegen in de verdere
behandeling van lopende aanvragen. Wij hechten er echter wel aan om op dit punt
expliciet een voorbehoud van rechten te maken. Met het oog daarop vernamen wij
ook gaarne aan welke projecten U wilt blijven doorwerken.
Wij danken U bij
voorbaat voor Uw medewerking aan het inwilligen van onze verzoeken en wij
rekenen op een spoedige reactie, gaarne uiterlijk voor 1 april 2013.
Hoogachtend,
Hans Nauta
Secretaris
Stichting GRFW
C.c. Provinciale
Staten Provincie Fryslân