28 maart 2013. Het kabinet heeft in overleg met provincies 11 gebieden aangewezen waar
tot 2020 nieuwe grootschalige windmolenparken kunnen komen. Dat staat in de
ontwerp-structuurvisie Windenergie op Land waarmee de ministerraad op voorstel
van ministers Schultz van Haegen (Infrastructuur en Milieu) en Kamp
(Economische Zaken) heeft ingestemd.
Het kabinet heeft gebieden aangewezen die
geschikt zijn voor windenergieprojecten van meer dan 100 megawatt. De
provincies stellen dit jaar ook provinciale structuurvisies op waarin zij
gebieden aanwijzen voor windenergieprojecten kleiner dan 100 megawatt. Al deze
gebieden samen zijn nodig om een totaal vermogen van 6.000 megawatt te
realiseren. Dat komt neer op zo’n 2.000 molens, die jaarlijks gemiddeld 3,6
miljoen huishoudens van elektriciteit kunnen voorzien. Het is nu aan de markt
om de windprojecten daadwerkelijk te realiseren.
In de ontwerp-structuurvisie staan
gebieden die door de provincies zijn voorgesteld en waar het relatief vaak en
hard waait. Het gaat om de gebieden Eemshaven, Delfzijl, N33, Drentse
Veenkoloniën, Wieringermeer, IJsselmeer Noord, Flevoland, Noordoostpolderdijk,
Rotterdamse Haven, Goeree-Overflakkee en Krammersluizen.
Flevoland levert met 1.370 megawatt de
grootste bijdrage. Een deel van de aangewezen locaties is landelijk gebied met
dorpen en verspreide huizen. Bewoners zullen in een vroeg stadium bij de
inpassing van de windturbines in de omgeving worden betrokken.
Windenergie op land vormt een belangrijke
bron om te komen tot een aandeel duurzame energie in 2020 van 16%. Met het oog
op het klimaat en de afnemende beschikbaarheid van fossiele brandstoffen is een
overgang naar een duurzamere energiehuishouding nodig.