De provincies zijn tevreden over de aanwijzing van elf gebieden voor grootschalige windmolenparken. Aanvankelijk besloot het Rijk zelf waar windmolenparken van meer dan 100 megawatt mogen komen, tot frustratie van provincies. De elf gebieden zijn nu in gezamenlijk overleg gekozen.
Rijksbemoeienis afgeschud
Het Interprovinciaal Overleg (IPO) heeft flink geknokt om de regie over grote windgebieden terug te krijgen. Eind vorig jaar wisten de provincies de rijksbemoeienis van zich af te schudden door de afspraak dat zij zelf gaan zorgen voor 6.000 megawatt windenergie op land in 2020. Voorheen had het ministerie van Economische Zaken (EZ) via de rijkscoördinatieregeling zeggenschap over aanvragen voor windparken boven 100 megawatt. Dat leidde ertoe dat in verschillende provincies meerdere grootschalige windenergieprojecten dreigden te komen, waarover de provincie zelf niets in te brengen had. Dit speelde bijvoorbeeld in Drenthe en Groningen.
Geheel in afstemming aangewezen
De elf gekozen gebieden zijn geheel in afstemming met de provincies aangewezen, zegt IPO-woordvoerster Hanneke Andringa. ‘En daar zijn we erg tevreden mee, want de zeggenschap over de grote windparken was een belangrijk punt voor de provincies.’
Kleine projecten in provinciale structuurvisies
In de ontwerp-structuurvisie Windenergie op Land waarmee de ministerraad vorige week heeft ingestemd, is vastgelegd welke gebieden grote windparken krijgen. Het gaat om de Eemshaven, Delfzijl, N33, Drentse Veenkoloniën, Wieringermeer, IJsselmeer Noord, Flevoland, Noordoostpolderdijk, Rotterdamse Haven, Goeree-Overflakkee en Krammersluizen. Flevoland levert met 1.370 megawatt de grootste bijdrage. De provincies stellen dit jaar ook provinciale structuurvisies op waarin zij gebieden aanwijzen voor windenergieprojecten kleiner dan 100 megawatt.
Lees de reacties op de site van Binnenlands Bestuur (de bron van dit bericht)