18 april 2013.
In de dorpsbijeenkomsten die wij organiseerden in onze streek kwam de “Rijkscoördinatieregeling” (RCR) regelmatig aan de orde. Meestal om duidelijk te maken dat als de Provincie Fryslân niet doet wat het Rijk wil (die 525 MW), het Rijk de Provincie (en de Gemeente SWF) aan de kant kan zetten door de besluitvorming naar zich toe te trekken. Zoals bij Urk is gebeurd. Daarom een korte beschrijving van de RCR en van het belang daarvan voor windenergie ingevolge de Crisis- en Herstelwet (CHW). Het wordt een wat langer verhaal want het zit ingewikkeld in elkaar.
RCR
Artikel 3.28 van de Wet Ruimtelijke Ordening van 2006 bepaalt dat als er sprake is van “nationale belangen”, de minister van I&M een “inpassingsplan” kan vaststellen voor bepaalde gronden “met uitsluiting van de bevoegdheden van de gemeenteraad en van provinciale staten” (die overigens wel gehoord moeten worden). De kern van de RCR ligt echter in artikel 3.35.
· Ingevolge dit artikel kan bij wet of bij besluit van enige de minister, “in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad”, worden bepaald dat de “verwezenlijking van een onderdeel van het nationaal ruimtelijk beleid” het wenselijk maakt: (a) een inpassingsplan ex artikel 3.28 vast te stellen; (b), een omgevingsvergunning af te geven die afwijkt van het bestemmingsplan; en/of (c) de voorbereiding en bekendmaking van nader aan te duiden besluiten te coördineren.
· Artikel 3.35 zegt verder dat voor (a) en (b) de desbetreffende minister in plaats treedt van B&W en samen met de minister van I&M in plaats treedt van de gemeenteraad. En voorts dat voor (c) de verantwoordelijke minister “van andere bestuursorganen de medewerking (kan) vorderen die voor het welslagen van de coördinatie nodig is”.
· Een besluit van een minister ex artikel 35 vereist de instemming van de Tweede en de Eerste Kamer, maar die instemming wordt geacht gegeven te zijn als geen van de Kamers binnen een bepaalde termijn een besluit genomen heeft omtrent de behandeling van dat ex artikel 35 besluit.
PCR
Er is ook een “Provinciale coördinatieregeling” (PCR) en zelfs een gemeentelijke. Ik beperk me tot de PCR omdat die in de CHW wordt ingezet voor windenergie.
· Artikel 3.33 van de Wet Ruimtelijke Ordening van 2006 bepaalt dat, als dit wenselijk is voor de realisatie van provinciaal ruimtelijk beleid, provinciale staten kunnen besluiten: (a) de voorbereiding en bekendmaking van nader aan te duiden besluiten te coördineren; (b) een inpassingsplan vast te stellen of een omgevingsvergunning te verlenen, ook al wijkt dat plan of die vergunning af van het bestemmingsplan.
· Gedeputeerde Staten kunnen van andere bestuursorganen, niet zijnde een orgaan van het Rijk, die medewerking vorderen die voor het welslagen van de coördinatie nodig is.
CHW
De RCR en de PCR zijn algemene regelingen, maar de CHW van 2010 maakte ze van direct belang voor windenergie omdat de aanleg van windturbines en windparken onder de CHW werd gebracht. Dit heeft twee gevolgen: (a) daardoor zijn de beperkingen die de CHW oplegt aan het beroepsrecht van (lagere) overheden en burgers zijn van toepassing; en (b) de CHW wijzigt de Elektriciteitswet van 1998 zodat de RCR van toepassing is op windparken groter dan 100 MW en de PCR op windparken tussen 5 en 100 MW. Ik ga niet verder in op de beperking van het beroepsrecht en de RCR: voor de plannen van de Provincie Fryslân is de PCR het meest belangrijk.
Artikel 9e van de Elektriciteitswet (als geamendeerd door de CHW) bepaalt onder meer het volgende.
· Provinciale staten kunnen gronden aanwijzen voor een windpark van 5 tot 100 MW en daarvoor een inpassingsplan vaststellen. Als dat gedaan wordt, mag de gemeenteraad gedurende tien jaren voor die gronden geen bestemmingsplan vaststellen.
· Provinciale staten moeten gronden aanwijzen en een inpassingsplan vaststellen voor een windpark tussen 5 en 100 MW indien een gemeente een aanvraag van een producent voor een dergelijk park heeft afgewezen. Die zo aangewezen gronden kunnen ook elders in de provincie liggen.
· Een Provincie is ontheven van de verplichting om gronden aan te wijzen en een inpassingsplan vast te stellen als die Provincie voldaan heeft aan de nog met de met de minister van EZ af te spreken en nog in een Algemene Maatregel van Bestuur vast te leggen “realisatienorm”.
Artikel 9f geeft nog een aantal meer gedetailleerde bepalingen. Vermeldenswaard is dat Gedeputeerde Staten kunnen afzien van de PCR als zij verwachten dat dit geen versnelling oplevert van de besluitvorming of anderszins voordelen oplevert.
Afsluitend een enkele kanttekening.:
· Gemeenten blijven bevoegd te beslissen op alle aanvragen voor windparken, maar als een gemeente een aanvraag afwijst, gaat de bevoegdheid voor een park tussen 5 en 100 MW over op de provincie.
· Zolang een provincie niet voldaan heeft aan de “realisatienorm” moet de Provincie gronden aanwijzen en een inpassingsplan maken – een verstrekkende beperking van de provinciale autonomie.
· Aanvragen voor een park groter dan 100 MW gaan rechtstreeks naar het Rijk. Door te variëren met de grootte van het park, kunnen projectontwikkelaars dus kiezen of ze zaken doen met het Rijk onder de RCR of met de Provincie onder de PCR.
Een vraag waar ik nog geen antwoord op heb kunnen vinden: wat gaat die”realisatienorm” inhouden? Provincies gaan over ruimtelijke ordening en daar is de PCR (net als de RCR) dan ook voor bedoeld. Dit lijkt er op te wijzen dat de realisatienorm betrekking moet hebben op de hoeveelheid ruimte die een provincie inruimt voor windparken. Dat is ook de interpretatie die het IPO aan de term geeft in de brief van 28 februari 2011 aan de minister van EZ. Maar als die interpretatie klopt, heeft die minister wel een groot probleem want ruimte voor de beoogde 6000 MW op land is niet hetzelfde als het daadwerkelijk in productie hebben van 6000 MW. En dat laatste is wat de regering wil, maar dus niet wat de Provincies kunnen leveren. Als een lezer het antwoord op deze toch niet onbelangrijke vraag al weet: ik hou mij aanbevolen.
Volgende week: geluidsnormen
Albert Koers
Comité Hou Friesland Mooi