Leeuwarder Courant, 27 november 2012, pag. 14.
tegast.
Windmolens passen niet in landschap
In de rubriek ‘Zo ging dat
toen’ beschrijft Erwin Boers
onder de titel: ‘Domme
doode dingen’ de komst
van de Amerikaanse windmolen
zo’n zeventig jaar geleden (LC 13
november).
Met tal van citaten wordt
aangetoond dat in die dagen
deze nieuwe molens als verstorend
werden aangemerkt. Hij
constateert vervolgens dat vijftig
jaar later er een omslag in de
waardering plaatsvindt en gekozen
wordt om de laatste nog
overeind staande ‘Amerikanen’
te beschermen. Het artikel eindigt
met de zin: ,,Zo blijkt maar
weer wat nostalgie met mensen
doet. Nu strijden dorpen als
Makkum en Witmarsum tegen
de moderne windmolens in hun
omgeving. Maar let op, ooit
komt er nog eens een dag dat
dorpsbewoners geld inzamelen
om hun 120 meter hoge windmolen
te restaureren.”
De boodschap is helder: tegenstanders
van de komst van
windturbines lopen ten onrechte,
zo leert immers de ervaring
van de Amerikaanse windmolens,
te hoop tegen de komst van
de nieuwe windturbines.
Erwin Boers heeft zeker een
punt als hij vaststelt dat verzet
tegen nieuwe, afwijkende gebouwen
heel gebruikelijk is en dat
jaren later kan blijken dat deze
nieuwbouw toch wel degelijk
een ruimtelijke kwaliteit vertegenwoordigt.
Pijnlijk in dit betoog en zeker
in de conclusie is wel dat hij een
deelwaarheid hanteert en deze
uitvergroot tot de waarheid.
Immers in het voorbeeld van de
‘Amerikaan’ wordt vooral gekeken
naar de vormgeving van het
object en wordt geheel voorbijgegaan
aan de plaats en de omgevingskwaliteiten.
De ‘Amerikanen’
werden immers geplaatst
op de enig logische locatie namelijk
daar waar de poldersloot
samenkomt met de boezem en
verder kennen zij een maatvoering
die past bij het voor die
situatie noodzakelijke verbruik.
De nieuw geplande windturbines
(masthoogte 120 en tiphoogte
tot 180 meter hoog en
dus tien tot vijftien maal hoger
dan de nok van een boerderij)
kennen geen logisch verklaarbare
situering en gebiedsgebonden
maatvoering meer: het doet
er niet meer toe, elke plek in het
gebied voldoet en het gebruik
richt zich niet op de directe
omgeving, maar op een landelijk
net. Daarmee onttrekken
deze turbines zich zowel functioneel
als qua maatvoering aan
de kenmerken en de schaal van
de omgeving en tonen zich dan
als wezensvreemd.
De zestig turbines binnen de
driehoek Harlingen, Bolsward
en Makkum zullen tezamen
vanaf tientallen kilometers als
een uitgedund bos worden
ervaren, waarbij de reusachtige,
ronddraaiende wieken het aanzicht
van het gebied gaan domineren.
Het onderliggende landschap,
de dorpen en de bebouwing
zullen in de ruimtelijke ervaring
het onderspit delven, waarmee
de nu aanwezige cultuurhistorisch
waardevolle samenhang
wordt verstoord. Voorbeeld: de
olieraffinaderijen gelegen op het
grootschalige industrieterrein
Pernis leiden tot een ruimtelijk
fraai, industrieel landschap;
midden op de Nieuwestad van
Leeuwarden zal een dergelijk
industrieel object nimmer als
passend worden ervaren.
De functionele en ruimtelijke
omgevingscontext is dan ook
voor de huidige en toekomstige
appreciatie van bepalend belang.
Daar wordt met de zestig
(ongetwijfeld mooi vormgegeven)
turbines in de provinciale
plannen geheel aan voorbij
gegaan.
AP TIMMERMANS
ERFGOEDVERENIGING
HEEMSCHUT FRIESLAND